.comment-link {margin-left:.6em;}

.

donderdag, december 16, 2004

We zitten op het dak van een volgeladen riksja van Bodh Gaya naar Gaya. We hobbelen over kapot wegdek met mijn zitvlak op de stalen rand van het bagagerek. Elke 30 seconden moet ik verzitten. Ik hou me onder me vast met twee handen; ik zwaai maar niet terug naar de kinderen langs de weg.
Als mijn aandacht even losraakt van het ongemak zie ik dat ik vanaf het dak een leuk uitzicht heb over rijstvelden en heuvels. Ik voel me als op een toeristenbus voor bedelaars.

Bodh Gaya was shanti, relaxed. Zeker rond de Mahabodhi tempel en de Bodhi-boom waaronder Boedha 2500 jaar geleden verlichting bereikte.
Er komen alle soorten mensen, de religie van de bezoekers is veelal aan de huidskleur af te lezen. Geel-bruin betekent Boedhistisch, miden- of donkerbruin betekent Hindoeïstisch en blank betekent 'Ik-voel-dat-er-iets-istisch'. Ik behoor wellicht tot de laatste categorie. Dat religieuze opvattingen zo cultureel bepaald zijn sterkt mijn vertrouwen in religie bepaald niet.
Monniken storten zich ter aarde en staan weer op in de groene tuin vol fluitende vogels. In deze oase lijkt overvol India even ver weg. Tot je verrimpelde armen door het hek naar binnen ziet steken om te bedelen.