.comment-link {margin-left:.6em;}

.

maandag, december 06, 2004

Op elk stuk losse ruimte in India wordt cricket gespeeld. Door moslims met baarden en soepjurken op de parkeerplaats, door hippe jongens in de tempelstad, door kinderen, zo groot als hun cricketbat op het dakterras, door werkvolk op de stoep midden in de stad. Ik doe eens mee en word na twee worpen uitgegooid. Ik had beter met die kinderen mee kunnen doen, dan zou ik mijn eer hebben gered. Ze stoppen met lachen als ik wat voetbaltrucjes laat zien.

Ik droom over voetbal. Ik zie een bal rollen op een pleintje een stap er overheen met mijn rechtervoet, tik hem naar rechts achter mijn standbeen langs en houd hem vast onder mijn voetzool. Dan rol ik hem vooruit en geef ik een krullende pass op de spits met de binnenkant van mijn voet. Hij sprint vanuit de linkerhoek van het veld naar het midden achter de verdediger langs. Hij schiet de bal in één keer vanuit de lucht in de rechteronderhoek van het doel. Hij rent juichend verder en kijkt me stralend aan.
Ik krijg de bal achter in het veld en maak een sleepbeweging met mijn rechtervoet. Ik draai mijn lichaam maar links en begin een sprintje. Ik passeer één tegenstander en buig mijn hoofd naar voren om meer tempo te maken. Ik snij naar binnen, maak een schijnbeweging en poort de reddeloze keeper. Ik loop rustig verder en word verbaasd aangestaard.
Straks zullen we in Goa zijn. Dan zal ik het kunstleer weer aan mijn voeten voelen. Er zal een tinteling door me heengaan.