.comment-link {margin-left:.6em;}

.

zaterdag, november 06, 2004

De legende van het Rewalsar-meer

Het was het jaar 921 en een Boedhistische meester leefde in een verlaten grot, 800 meer boven het Rewalsar-dal, 3300 meter boven zeeniveau.
Prinses Manderva, dochter van koning Arshadhara kwam naar boven om les te krijgen. Al snel bleek dat ze veel talent had, en de heilige Padmasambhava kwam naar de grot om de prinses te onderwijzen.
Ze genoot en ze groeide, tot een schaapsherder hen samen zag. Wat zouden ze daar samen uitspoken, zo stiekem, zo ver weg? Hij besprak het met zijn vrouw. En zijn vrouw besprak het met haar buurvrouw. En de buurvrouw besprak het met haar moeder... Een roddel ontstond, ging het hele dorp door en bereikte uiteindelijk koning Arshadhara.
De koning ontstak in woede. Hoe durft hij! Hoe durft mijn dochter mij zo in verlegenheid te brengen! Ik zal mij wreken! Prinses en Padmasambhava werden naar beneden gesleept en gestraft. In tranen liet Arshadhara zijn dochter in een kerker werpen, Padmasambhava werd naar het dal onderaan de rots gebracht, aan een paal vastgemaakt en verbrand.
De koning wist dat hij had gedaan wat hij moest doen maar het viel hem zwaar. Hij trok zich terug in zijn kamer, tot hij na acht dagen werd gestoord met groot nieuws; het vuur brandde nog.
Hij sprong te paard en haastte zich naar het Rewalsar-dal. Daar aangekomen zag hij een uitgestrekte watervlakte; er was een meer ontstaan. Padmasambhava leefde nog en kwam koning Arshadhara tegemoet. De koning stortte neer voor zijn voeten en deed afstand van de troon. Vandaag nog hangen zijn kroon en zijn mantel in een klooster aan het meer.